Bram Vermeulen

journalist

Posts Tagged ‘PKK’

Een strijd die gezinnen splijt

First published: NRC Handelsblad, 21 maart 2013

Met de oproep van de gevangen leider van de Koerdische PKK, Abdullah Öcalan tot het een wapenstilstand, was de hoop op een einde aan 30 jaar oorlog nooit zo groot. Dit is geen strijd tussen Turken en Koerden, maar een oorlog die dwars door gezinnen loopt.
Door onze correspondent Bram Vermeulen

DIYARBAKIR. F-16 en F-4 gevechtsvliegtuigen rijten de hemel open boven Diyarbakir. In al die maanden van vredesonderhandelingen tussen de Turkse staat en de leider van de verboden Koerdische afscheidingsbeweging PKK, Abdullah Öcalan, zijn de bombardementen nooit gestopt. Praten en bombarderen gaat in dit land hand in hand.

Telkens als Abdullah Demirbas de motoren van de straaljagers over zijn huis hoort bulderen, zinkt zijn hals tussen zijn schouders. Zijn kind verblijft ergens op hun route naar de kampen van de PKK in het noorden van Irak. Al vier jaar heeft hij niets van Baran gehoord. 21 is hij nu. Hij belt nooit, bang zijn vader in problemen te brengen. Nog meer problemen.

Nachtmerrie
Abdullah Demirbas heeft nog een zoon. Mehmet is 26. Hij doceert Turks op een middelbare school in het Koerdische zuidoosten. In de visie van de PKK is hij een agent van de Turkse eenheidsstaat, één vlag, één volk, één taal. Over twee maanden moet Mehmet het Turkse leger in. Ook voor Koerdische jongemannen geldt die dienstplicht.

Dit is de nachtmerrie van zijn vader: dat zijn zoons elkaar ooit, daar in de bergen, zullen treffen. Als soldaten van twee vijandelijke legers. Kind tegen kind. „Ze komen uit hetzelfde land, hetzelfde huis, hetzelfde bed. Dit is wat deze oorlog met ons doet”, zegt Demirbas. „Een normaal mens sterft eens in zijn leven. Wij sterven iedere dag.” Elke keer als de straaljager overvliegt.

Hoop
Nooit in de 29 jaar van strijd tus sen de PKK en de Turkse staat was de hoop zo groot dat aan de nachtmerries van Abdullah Demirbas en dit land een einde komt als vandaag, op 21 maart, het begin van het Koerdische lentefeest Newroz. Dit is de dag van de langverwachte verklaring van de gevangen leider van de PKK, Abdullah Öcalan, die vanaf het gevangeniseiland Imrali zal oproepen tot een wapenstilstand en terugtrekking van de PKK van Turks grondgebied. Het is niet de eerste keer dat Öcalan oproept tot het neerleggen van de wapens. Het is ook niet de eerste keer dat de Turkse geheime dienst met de PKK praat. Nieuw is dat de regering van premier Tayyip Erdogan de gesprekken met de man die in de Turkse pers jarenlang als „de babymoordenaar” werd aangeduid nu openlijk toegeeft. „Wij praten niet met terroristen”, is niet langer de lijn. Het volk moet er maar aan wennen.

Die vooruitgang maakt Abdullah Demirbas voorzichtig optimistisch, maar niet minder wantrouwig. Behalve vader van twee zoons en twee dochters is hij ook burgemeester van de gemeente Sur, in de agglomeratie van Diyarbakir. Hij is lid van de BDP, de politieke arm van de PKK. „Een oorlog wordt niet alleen met wapens gevochten”, zegt hij.

Hij tartte de Turkse staat keer op keer sinds hij burgemeester werd in 2004. Hij wilde dat alle bevolkingsgroepen in zijn gemeente de publicaties van de burgemeester in hun eigen taal kon lezen, in Arabisch, Armeens, Hebreeuws en Koerdisch. Hij werd aangeklaagd. „De rechter zei dat het een misdrijf was om de letters X, W en Q [die niet in het Turks bestaan] te gebruiken. Toen zei ik: dan heeft u zojuist ook een misdrijf begaan.”

Moedig
Nadat hij in 2007 tot zes maanden celstraf was veroordeeld wegens steun aan een terroristische organisatie, knapte er iets bij zijn zoon Baran. „Hij zei: zie je nou dat die democratische weg van jou niet werkt.” Uiteindelijk vertrok hij naar de bergen. Demirbas weet: de gemiddelde levensverwachting van een PKK-strijder in de bergen is zeven jaar. De overlevingskansen van zijn zoon slinken iedere dag. Zijn oudere broer Mehmet zucht. „Misschien ben ik minder moedig dan hij is.” Boven de bank waarop hij samen met zijn vader naar het nieuws kijkt, hangt het portret van zijn broer, tegen een achtergrond van dromerig witte wolken en bergen. Zulke portretten vullen de muren van veel Koerdische families in dit deel van het land. Van kinderen die weggingen en nooit meer terugkwamen.

Veel Koerden kiezen een andere weg dan de strijd. Het gros van de 15 miljoen Koerden in dit land trok weg van het platteland en assimileerde aan het Turkse leven in de grote stad. De meesten spreken hun taal niet. Velen keerden zich af van de PKK. Sefa Güvenc, geboren in de oostelijke stad Van, sloot zich zelfs aan bij het dagelijks bestuur van de regeringspartij AKP, in Istanbul. Een „geassimileerde Koerd” wil hij zichzelf niet noemen. „Hoewel de onderdrukking van de Koerden in de jaren tachtig meedogenloos was.” De PKK vermoordde zijn vader in 1982, nadat hij had geweigerd de organisatie te vertegenwoordigen in Van. Hij haatte de PKK evenveel als hij de staat haatte om de meedogenloze repressie van de jaren tachtig. En ook al wil hij de vrede net zo hard als alle Koerden en Turken, hij verzet zich tegen het podium dat Abdullah Öcalan geboden krijgt op deze 21 maart, als brenger van de vrede. „Zo maken ze van Öcalan de vader van de Koerden, een Atakoerd. Maar hij is mijn vader niet. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van de AKP. Maar het gebeurt.” Hij verzet zich tegen ieder idee van een federatie, zoals in buurland Irak waar de Koerden een grote mate van zelfbestuur kregen. „Het land moet niet verdeeld worden”, echoot hij de mening van veel Turken.

Gifbeker
Dat is het slappe koord waarop premier Erdogan balanceert op deze 21 maart. De Koerden tevredenstellen, zonder dat de Turkse nationalisten het vertrouwen in hem verliezen. Hij wil voorkomen dat Öcalan de show steelt, terwijl hij, Erdogan, als vredestichter de geschiedenis wil ingaan. Misschien koos hij er daarom wel voor om juist op deze dag in Nederland te zijn, zodat hij in eigen land niet hoeft te reageren op de verklaring van Öcalan. De vredesonderhandelingen moeten – hoe dan ook – doorgaan. „Voor deze vrede ben ik bereid de gifbeker te drinken”, zei hij.

Volgens de Koerdische burgemeester Demirbas is daarvan nog te weinig gebleken. Met de belofte van een wapenstilstand door Öcalan, is er nog geen vrede in Turkije. „Ik wil geloven dat de regering echt een oplossing wil. Maar dan moet ze ook iets laten zien. We willen een grondwet waarin deze republiek een land wordt voor iedereen. We willen aanpassing van de terreurwetgeving waarmee duizenden zijn vastgezet. En we willen een waarheidscommissie die uitzoekt wat er hier in de afgelopen dertig jaar is gebeurd. Hoop? Ik heb meer hoop dan gisteren. Dat is vooruitgang.”

Video Dertig jaar lang vocht de Koerdische PKK tegen het Turkse leger. Tienduizenden Koerden en Turken sneuvelden in het geweld. De gevangen leider van de PKK, Abdullah Öcalan riep op de eerste dag van de lente de strijders vanuit zijn gevangeniscel op de wapens nu te laten zwijgen. Het is tijd voor dialoog. Maar daarmee is het nog geen vrede.

Syrie: de strijd binnen de strijd

De strijd tegen de Syrische president Assad is ontaard in een nieuwe oorlog waarin de rebellen om de macht in het veroverde gebied strijden. In het noorden van Syrie vechten Arabische strijders tegen Koerdische militanten. Ze krijgen hulp van de Turken. ,,De straten liggen vol met lijken.’’

Door onze correspondent Bram Vermeulen
CEYLANPINAR. Het hoofd van het Turkse grensdorp Ceylanpinar zet een plastic tas op zijn notenhouten bureau. „Dit is wat er hier allemaal de grens over kwam toen de troepen van Assad nog aan de andere kant van de grens aanwezig waren”, zegt Ismail Aslan en toont een granaatscherf zo groot als een liniaal.

De bommen van de Syrische luchtmacht vielen zo dicht bij de grens dat ze de ramen van de Turken braken, hun buitenmuren perforeerden en een dozijn dorpsgenoten verwondden. Die strijd tussen de regeringstroepen en het samenraapsel van gewapende burgers dat zich het Vrije Syrische Leger noemt, werd half november beslecht. De strijders wonnen, het leger trok zich terug.

De hand van het dorpshoofd verdwijnt opnieuw in de plastic zak. Hij haalt kogels tevoorschijn die zo groot zijn als de granaatscherven. Russisch luchtafweergeschut. Kaliber: 37 millimeter. „Dit is wat er nu ons dorp binnen vliegt. Acht dorpsgenoten raakten er al door gewond.”

Het Vrije Syrische Leger maakte deze wapens buit op het Syrische regeringsleger toen ze zich terugtrokken. De rebellen beschikken over twee tanks die nu worden ingezet tegen een nieuwe vijand: de strijders van de Koerdische PYD, de Syrische tak van de afscheidingsbeweging die in Turkije de PKK heet. Want zo is de nieuwe strijd binnen de strijd om Syrië. Niet langer zijn alleen de regeringstroepen loyaal aan president Assad het doelwit van het Vrije Syrische Leger. In dit deel van Noord-Syrië zijn de vijanden ook de gewapende strijders die geen Arabisch maar Koerdisch spreken. Evenzeer onderdrukt door veertig jaar vader en zoon Assad. Maar een vijand niettemin.

Poort
Het is niet voor niks dat die nieuwe strijd zich hier afspeelt op de Turks-Syrische grens. Ceylanpinar noemen de Turken deze grensovergang. Ras al-Ayn zeggen de Arabieren. Serekani, zeggen de Koerden. Een drielandenpunt, hoewel die landen op de officiële kaart niet bestaan. Dit is niet alleen de poort tot een van de vruchtbaarste, olierijkste en mineraalrijkste provincies van Syrië. Dit is ook de belangrijkste grensovergang voor wat Koerden zien als het westelijke deel van het land dat hun bij het verdrag van Lausanne in 1923 onthouden werd. Koerdistan is de droom van een volk dat verdeeld leeft over vier landen: Syrië, Irak, Iran en Turkije. „Dit gevecht is extreem belangrijk voor het lot van ons volk”, zei het hoofd van de Koerdische militante PYD deze week.

Het dorpshoofd van Ceylanpinar is een Koerd. Hij spreekt over „Arabische bendes” die het leven van de Koerden in Syrië nu onmogelijk maken. Hij heeft sterke aanwijzingen dat de Turkse autoriteiten de strijders van het Vrije Syrische Leger hand- en spandiensten verlenen. „Alleen Arabische gewonden worden in de ziekenhuizen opgenomen. Toen we de gouverneur erop aanspraken, zei hij dat de ziekenhuizen vol waren en dat Koerden voor problemen zouden zorgen.”

In het dorp wordt gezegd dat Turkse tanks aan de grens in de afgelopen weken meerdere malen het vuur openden op de Koerdische strijders. Dat durft het dorpshoofd niet te bevestigen. „Ik ben advocaat. Ik geloof wat ik met mijn eigen ogen zie. Maar ik heb wel gezien hoe het Vrije Syrische Leger onze kant op schiet om het Turkse leger uit te lokken en hen te betrekken bij de strijd tegen de Koerden.”

Niet alleen de Koerden zeggen dat. Zelfs de Turkse soldaten aan de grens geloven dat wapens en munitie vanuit Turkije aan het Vrije Syrische Leger worden geleverd. „Dat zijn onze kogels”, zegt een soldaat bij de grensovergang Akcakale, als tweehonderd meter verderop minutenlang salvo’s uit een machinegeweer klinken. „Ze komen van onze basis in Malatya en worden in vrachtwagens de grens over gebracht.”

De communicatie tussen het Vrije Syrische Leger en de Turken verloopt hier via een man met de naam ‘Sami’. Hij is een Turk die een t-shirt van het Vrije Syrische Leger draagt, journalisten de grens over smokkelt, dagelijks meevecht en naar eigen zeggen regelmatig contact heeft met de MIT, de Turkse geheime dienst. De Koerdische strijders van de PYD noemt hij voortdurend „terroristen”.

Sami ontkent dat het Turkse leger de strijders van wapens of kogels voorziet. „We hebben wapens genoeg. Die maken we buit op het Syrische leger. We beschikken nu over 50 helikopters. Alleen hebben we geen kerosine om ze te vliegen.”

De Koerden heulen met Bashar al-Assad, zo is de aanname hier. De Syrische president beloofde de Koerden zelfbestuur, in ruil voor steun in zijn strijd tegen de opstand. Haetham Mohamed was als strijder de afgelopen weken betrokken bij de strijd om Ras al-Ayn. 21 jaar, gedeserteerd uit het Syrische leger. „We hebben ruim zeventig mannen verloren in de strijd met de Koerden. Zij meer dan 400. De straten liggen vol lijken. Nu geven we elkaar de tijd om de doden te begraven. Maar dit staakt-het-vuren zal niet lang standhouden. Wij willen een nieuwe staat en daarin kan er maar één de baas zijn. Een vrouw kan ook niet met twee echtgenoten onder een dak wonen.”

Gemaskerde mannen
De sunnitisch-Arabische politici en de Koerden zoeken naar een oplossing. In de Turkse stad Urfa kwamen politici van beide partijen bijeen om over de verdeling van de macht in Noord-Syrië te praten. De politici kwamen overeen dat ze beter hun handen ineen kunnen slaan tegen Assad, dan tegen elkaar te vechten.

Maar het hoofd van de unie van Arabische stammen, Hamad Tallaa, vraagt zich af of het akkoord de strijders in toom kan houden. „Als God het wil. Wij zullen nooit toestaan dat Koerden de controle over Ras al-Ayn claimen. Dan vechten we terug.”

Hoe ver die strijd kan gaan ondervond hij deze week aan den lijve. In het holst van de nacht kwamen gemaskerde mannen zijn huis binnen en zetten hem een pistool op zijn hoofd. Tallaa vocht voor zijn leven en wist zijn aanvallers van zich af te houden.

Wie ze waren? „Ze spraken geen woord. Wie ze waren? Misschien agenten van Assad of [strijders van de Koerdische] PKK.” Zo is de nieuwe strijd om Syrië: niet langer tegen Assad alleen en niet langer binnen de grenzen van het land.

FIRST PUBLISHED: NRC Handelsblad 11-02-2013