Bram Vermeulen

journalist

Posts Tagged ‘Koerdistan’

Irak, de olie, de oorlog en de Turken


Door onze correspondent
Bram Vermeulen

KIRKUK. Waar de soldaten aan de frontlinie op de grens tussen het noorden en de rest van Irak over praten? De sneeuw. In tien jaar niet gevallen rond Kirkuk. Er ligt een dunne witte deken over de linies en de olievelden. Sneeuw heeft de grond rond de uitkijkposten veranderd in papperige modder, die aan de banden van hun jeeps en hun soldatenkistjes zuigt. Sneeuw doorweekt de uniformen, maakt de geweerlopen koud en ontneemt het zicht op de vijand op de andere heuvel.

Sinds een paar weken liggen ze op nog geen duizend meter van elkaar: de Pesmerga-troepen uit het Koerdische noorden en de Dijda-troepen uit het Arabische zuiden van het land. Ze zijn hier in een opwelling heen gestuurd door premier Nouri Malikivanuit de hoofdstad Bagdad. De regering van het autonome Koerdische noorden antwoordde met het sturen van duizenden extra manschappen om de zuidgrens te versterken. Een houtje-touwtjeleger, ondergebracht onder blauw landbouwplastic en witte tenten, waar nog UNHCR op staat geschreven uit de tijd van Saddam Hussein, toen honderdduizenden Koerden op de vlucht waren.

„We hopen dat dit niet op oorlog uitloopt”, zegt generaal Jabar Yanar Cherkoz, die de leiding heeft over de Koerdische troepen. „Dit land kent al bijna een eeuw oorlog. Irakezen zijn het moe. Maar Bagdad provoceert ons om te vechten. En als het zover is, dan zullen we ons volk op de best mogelijke manier verdedigen.”

Zo klinkt het nu, een jaar na de volledige terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak. Kirkuk is de smeltkroes van Irak, van Turkmenen, christenen, Arabieren en Koerden. Een stad die op zijn tenen loopt nu de noordelijke en zuidelijke troepen de stad hebben omsingeld. Overheidsgebouwen zijn ommuurd tegen de bomauto’s. Politie patrouilleert met machinegeweren. Woensdag ontploften in de stad twee zware bommen; 19 doden, 200 gewonden. Het kantoor van de president van Iraaks Koerdistan, Massoud Barzani, zou het doelwit zijn geweest. „Bagdad wil de controle over heel Kirkuk”, zegt generaal Cherkoz. „Op de een of andere manier denken politici in dit land hun problemen altijd met oorlog op te kunnen lossen.”

Iraakse lente
Wat zit achter het geweld en de nieuwe dreiging in Irak, nu de Amerikanen weg zijn? Waarom vond premier Maliki het nodig zijn troepen te mobiliseren rond dit meest betwiste stuk land van Irak?

In de Arabische wijk van Kirkuk ontvangt sjeik Ismail al-Haddid zijn gasten in zijn riante villa. Zijn familie behoort tot de welvarende Arabieren van Kirkuk, die al decennialang goede relaties proberen te onderhouden met de andere minderheden in de stad. De Arabieren in de stad voelen zich bedreigd, zegt hij. En premier Malaki is als een kat in het nauw. „Malaki is bang dat met hem hetzelfde zal gebeuren als met president Assad in Syrië.” Premier Malaki is lid van de Arabische shi’itische meerderheid en een bondgenoot van de wankelende regering van president Assad in Damascus. „Hij is bang dat na de val van Assad de opstand van de sunnieten in de regio zijn kant op zal komen. Hij is aan de beurt nu.” Maliki zoekt naar een afleidingsmanoeuvre, een gezamenlijke vijand van alle Arabieren, en vond die rond Kirkuk en het Koerdische noorden.

De angst van de premier voor zijn positie is gegrond. Na het vrijdaggebed afgelopen week gingen in tal van plaatsen in Irak sunnieten de straat op om te protesteren tegen de regering in Bagdad. Hun Iraakse lente. De politie schoot met scherp om de demonstranten uiteen te drijven. Er vielen gewonden. Zo gaat het al weken. Terwijl de ogen van de wereld op Syrië zijn gericht, broeit Irak. „Vergeleken bij wat in Irak kan gebeuren, zal Syrië lijken op een picknick”, zei de sunnitische vicepremier Saleh al-Mutlaq in Bagdad deze week.

Het Irak dat de Amerikanen achterlieten kolkt. De veranderingen in de buurlanden jagen de werveling aan. Om dat te kunnen begrijpen hoef je vanuit Kirkuk slechts drie kwartier naar het noorden te rijden, naar de hoofdstad van autonoom Iraaks Koerdistan. Arbil lijkt een ander land. Hier geen wegversperringen met zwaarbewapende politiemannen. Het centrum van Arbil is een showroom, met brede boulevards, wolkenkrabbers met spiegelruiten en winkelcentra. Meer dan de helft van de gebouwen is het werk van Turkse bouwbedrijven.

Na de Amerikaanse invasie van 2003 moesten de Turken niets hebben van een Iraaks Koerdistan – dat zou de Koerden in Turkije maar op verkeerde ideeën te brengen. Nu is Iraaks Koerdistan na Duitsland de belangrijkste afnemer van Turkse export. „We zijn uit een ijstijd ontwaakt”, zegt een Turkse diplomaat. „En dat stoort Bagdad.”

De Iraakse regering is vooral bezorgd over de aanzwellende geruchten over een aanstaande oliedeal tussen Iraaks Koerdistan en Turkije. Onder die overeenkomst zou een nieuwe pijpleiding voor olie en gas van Noord-Irak naar Turkije worden aangelegd. Voor de Turken is die pijpleiding een must om de groeiende honger naar energie te stillen. In ruil daarvoor zouden de Iraakse Koerden een verbinding naar de wereld krijgen voor hun autonome gebied, dat aan geen enkele zee grenst. „Die deal zou de doorbraak zijn waar Koerdistan al zo lang op wacht. Het openingsschot voor oneindig veel investeringen in het noorden van het land”, zegt Patrick Osgood, analist bij Iraq Oil Report.

Oorlog
Voor de regering van premier Maliki is de hele olie-industrie in het noorden van het land onwettig en hebben de Koerden niet het recht om eigenhandig olie te exporteren of contracten te tekenen met bedrijven. „De Koerden en de oliebedrijven spelen levensgevaarlijk spel”, zei de Iraakse minister van Olie afgelopen woensdag. Bagdad wijst erop dat iedere deal in het land, ook in het noorden, moet worden geratificeerd door het parlement in Bagdad. Analis Osgood: „Het probleem is dat dit parlement al jaren niks ratificeert. Ook niet voor de olievelden in het zuiden van het land. Pure laksheid. Maar de oliebedrijven willen betaald worden.”

Onder de bestaande afspraken gaan alle opbrengsten van de Iraakse olievelden, ook die in het noorden, naar de centrale regering in Bagdad. Iraaks Koerdistan zou volgens die afspraken 17 procent van de opbrengsten krijgen. In werkelijkheid krijgt Arbil nog geen 13 procent. De oliebedrijven worden ook slecht betaald. Bagdad staat naar schatting nog voor 1 miljard euro bij hen in het krijt. Een bestaande pijpleiding die Iraakse olie van Kirkuk naar het Turkse Ceylan moet pompen, wordt nauwelijks gebruikt. De meeste Iraakse olie bereikt de buurlanden per truck. Olie die door een pijpleiding gaat, is makkelijk te registreren en te traceren. Olie die per truck wordt vervoerd, wil nog wel eens verdwijnen op last van corrupte zakenmensen of politici. De oliebedrijven zoeken naar een betrouwbaar alternatief voor het gesteggel met Bagdad, en dat alternatief zetelt in Arbil.

Het is maandagavond en de bar van vijfsterrenhotel Divanloopt vol met oliehandelaren. Er wordt geklonken met cognac en er wordt gekwartet met visitekaartjes. „Onze operaties moeten voortdurend worden stilgelegd”, zegt Pars Kutay, bestuurder bij Genel Energy, de Turkse olieproducent in Iraaks Koerdistan. „Steeds weer weigert Bagdad zich aan de afspraken te houden en ons te betalen voor de olie. Bagdad zegt het monopolie te hebben op de export van olie. Volgens onze advocaten heeft Iraaks Koerdistan wel degelijk recht om zijn olievelden te ontwikkelen, zolang de opbrengst maar alle Irakezen toekomt.” De Iraakse regering heeft deze week een rechtszaak tegen Genel aangespannen om het contract met Iraaks Koerdistan te ontbinden.

Bagdad is niet de enige die de aanstaande Turkse oliedeal met Iraaks Koerdistan probeert te blokkeren. Ook in Washington maken de spindoctors overuren om te waarschuwen voor de gevaren. Ambtenaren in het Witte Huis lekten in de afgelopen weken ijverig de zorgen dat een deal met Turkije „de eenheid van Irak in gevaar brengt” (The Washington Post). In die lezing verdeelt de olie niet Irak, maar houdt olie het land bij elkaar. Een energiedeal zou Koerdistan economisch zo onafhankelijk maken dat scheiding van het land onvermijdelijk wordt.

„Dat is een curieuze redenering”, zegt de Turkse oliehandelaar Kutay. „Waarom is het Amerikaanse Exxon dan hier?” Exxon Mobile sloot in oktober 2011 een deal met de Koerdische regionale regering. De Amerikanen deden dit ondanks de waarschuwing van Bagdad dat bedrijven die rechtstreeks zakendoen met de Koerden, uitgesloten worden van alle oliedeals in de rest van het land.

Het Franse Total en het Russische Gazprom volgden Exxon zonder aarzelen. „Dus waarom mag Turkije niet hetzelfde doen als Exxon?”, vraagt Kutay. „Waarom zijn de Amerikanen zo bang voor Turkse bedrijven? Worden we te groot misschien? Vijf jaar geleden moedigden alle denktanks in Washington de Turken aan om zich in de wederopbouw van Iraaks Koerdistan te storten. Maar kennelijk zetten we nu een stap te ver. Is olie misschien alleen voor westerse bedrijven?”

Gevoed door hun dorst naar gas en olie werden de Turken zo de belangrijkste motor voor de Koerdische droom van onafhankelijkheid. In eigen land onderhandelt de regering voor het eerst rechtstreeks met de gevangen leider van de PKK, Abdullah Öcalan. In die gesprekken zou de PKK nadenken over ontwapening en een einde willen maken aan dertig jaar strijd, in ruil voor verregaande regionale autonomie in Turkije. Intussen hebben de Koerden in buurland Syrië van hun president Bashar al-Assad ook zelfbestuur cadeau gekregen, in de hoop dat de Koerden zich afzijdig houden van het verzet.

Historisch jaar
„Dit wordt een historisch jaar voor de Koerden”, belooft de Turkse diplomaat in Arbil. De voorspelde val van Assad, een nieuwe grondwet met meer rechten voor de Koerden in Turkije, de relatie met Bagdad.

Maar de pendule kan ook de andere kant op zwaaien. Bagdad kan Koerdistan ongenadig straffen voor zijn deal met Turkije. „Bagdad kan de stekker uit dit succesverhaal trekken”, waarschuwt olieanalist Osgood. „Zoveel banen levert de olie-industrie niet op. De mensen hier zijn afhankelijk van regeringsbaantjes, en die worden door Bagdad uitgedeeld. De welvaart die je hier ziet is gebouwd met het geld uit het zuiden. De regionale regering van Koerdistan kan niet op eigen benen staan.”

Terug in Kirkuk. In de Koerdische wijk van de stad maken de klanten van een bakkerij zich grote zorgen. „We zijn bang over wat er staat te gebeuren”, zegt Muzhar Mohammed. „Waarom zijn die troepen uit het zuiden hier? De economie heeft nu al te lijden onder de spanning. Ik hoop niet dat het tot oorlog leidt, daar hebben we al genoeg van gezien.”

Er was in Irak altijd een man die in dit soort gevallen uitkomst bood. Die man heet Jalal Talabani, de Koerdische president van de Republiek Irak. Bruggenbouwer tussen Koerden en Arabieren. ‘De magiër’, heet hij hier op straat. Maar Talabani ligt sinds eind december in een ziekenhuis in Duitsland. Zijn toestand is onduidelijk. Er wordt gefluisterd dat hij in coma zou liggen, het Franse dagblad Le Figaro meldde al dat hij hersendood zou zijn. Zijn dood zou ook een machtsstrijd in Iraaks Koerdistan zelf ontketenen. Iraakse media houden vol dat zijn toestand nu stabiel is. „Was Talabani er geweest, dan zouden al deze problemen er niet zijn gebeurd”, zegt Derkawt Pasha, straatverkoper van portretten van Talabani in alle soorten en maten. „Hij kent iedereen, hij heeft een lange geschiedenis in de Iraakse politiek. Hij houdt het land bij elkaar.”

Of Talabani herstelt in Duitsland of niet, „zijn rol is uitgespeeld”, zegt de Turkse diplomaat. Talabani is 79 jaar. Irak moet door zonder hem. Kirkuk laat zien hoe: met troepen uit noord en zuid, lijnrecht tegenover elkaar. „De fundamentele vraag is nooit beantwoord in Irak: wat voor land moet dit zijn, hoe moeten we samenwerken, hoe maken we hier één staat van?”, zegt olieanalist Osgood. „Dus doen ze hier alles op extreme manieren, met tanks en aanslagen. De ideeën volgen hier altijd de feiten op de grond, nooit andersom.”

First published: NRC Handelsblad, 19-01-2013

‘Voor de lente vrede in Turkije’

Door onze correspondent Bram Vermeulen

KOYA. Meneer Öcalan? „Ja, die komt hier wel eens boodschappen doen. Aardige man”, zegt Hawraz Akmet, terwijl de regen ongenadig op het dak van zijn groentewinkel in Koya in Noord-Irak klettert. Hij voert het gesprek tussen het inpakken van de bananen door. Deze dialoog zou ondenkbaar zijn in Turkije, aan de andere kant van de grens.

Na 29 jaar strijd en tienduizenden doden is in Turkije de naam die de groenteboer liet vallen net zo taboe als de man die hier zijn boodschappen doet. Osman Öcalan is niet alleen de broer van de gevangen leider van de Koerdische Arbeiderspartij, de PKK, in Turkije. Hij werd ook jarenlang gezien als de nummer twee van de PKK. Wie in Turkije alleen al durft te sympathiseren met de verboden beweging loopt gevaar. Maar in het Koerdische noorden van Irak voelt de jongere broer Öcalan zich zo veilig, dat hij zorgeloos de poort laat openstaan. Hij is hier thuis, zegt hij. „Dit is vrij Koerdistan, dat willen wij Turkse Koerden ook.”

Sinds de spectaculaire arrestatie van zijn broer Abdullah Öcalan in 1999 werd er in jaren niet zo veel gesproken over die vraag: wat willen de Turkse Koerden? En hoe kan een einde komen aan die eindeloze strijd die afgelopen zomer zijn bloedige hoogtepunt in meer dan 13 jaar bereikte? Voor het eerst sinds de arrestatie van Abdullah Öcalan spreken vertegenwoordigers van de Turkse regering rechtstreeks met de leider op zijn gevangeniseiland Imrali bij Istanbul. Volgens Turkse media zou de leider al een staakt-het-vuren hebben toegezegd. In ruil voor democratische hervormingen en lokaal bestuur voor de Koerden wil de Turkse regering dat de duizenden strijders in de kampen van Noord-Irak zich ontwapenen. „Radicale stappen zijn in aantocht”, koppen de kranten.

Maar de besprekingen zijn zo geheim dat er maar weinigen zijn die inzicht hebben in de werkelijke toezeggingen en beweegredenen van Abdullah Öcalan. Zijn broer Osman heeft de strijd decennialang van dichtbij beleefd. Hij sloot zich in 1978 aan bij de Koerdische Arbeidspartij PKK en nam in 1984 samen met zijn broer de wapens op tegen de Turkse staat. „Dit is een heel belangrijk moment in de geschiedenis. Ik verwacht voor het [Koerdische lentefeest] Nevruz vrede in Turkije”, zegt hij. „Premier Erdogan kan beter zorgen dat hij serieus is met deze onderhandelingen. Het Midden-Oosten is veranderd. Als Turkije werkelijk de leider wil zijn in het Midden-Oosten, dan moet hij een deal sluiten met de Koerden en ze de rechten geven waar ze om vragen.”

Op zijn schoot zit zijn pasgeboren zoon, Abdullah, genoemd naar zijn broer. Net als de grote Abdullah wordt de kleine liefkozend Apo genoemd. Hij houdt van zijn broer, zegt hij. Hij heeft om hem gehuild toen hij in 1999 geblinddoekt werd afgevoerd door Turkse commando’s, nadat hij zijn schuilplaats in Syrië had moeten ontvluchten en via maandenlange omzwervingen in Kenia terecht was gekomen.

Maar zijn broer en de beweging hielden niet altijd evenveel van Osman. In 1992 werd hij drie maanden vastgezet omdat hij buiten zijn broer om een deal zou hebben bekokstoofd met de leiders van de Koerden in buurland Irak. In 1994 verliet hij de bergen om met een vrouwelijke strijder te kunnen trouwen. Het is in de kampen voor de militanten streng verboden om relaties aan te gaan. Kort daarna keerde hij terug naar de kampen. Tien jaar geleden zei hij in een interview nog dat de PKK nooit zou ontwapenen „zolang het Koerdische vraagstuk niet is opgelost”.

Maar wat betekent dat? ,,We willen onderwijs in onze eigen taal. We willen onze eigen tv-kanalen”, zegt hij beslist. Maar juist op die terreinen maakte deze Turkse regering meer vooruitgang dan elk van zijn voorgangers. Er kwam een kanaal op de staatstelevisie dat uitsluitend in het Koerdisch uitzendt. Universiteiten in het zuidoosten doceren de Koerdische taal, die nu ook een keuzevak is geworden op middelbare scholen.

Maar ondanks die vooruitgang vielen deze zomer honderden doden bij gevechten tussen de PKK en het Turkse leger. Gesterkt door het voorbeeld van de Syrische opstand, probeerde de PKK eveneens terrein te veroveren. Sinds begin vorige eeuw zijn de Koerden verdeeld over vier landen, Syrië, Irak, Iran en Turkije. Alleen in Irak kregen ze na de val van Saddam Hussein een hoge mate van zelfbestuur, met een eigen vlag, een eigen regering, politie en leger. „Toen ik de bergen in 2004 verliet en de PKK definitief de rug toekeerde, wilde ik naar een plek waar de Koerdische vlag wapperde”, zegt Osman Öcalan. „Ons grote streven is nog steeds om alle Koerden samen te laten leven in één land. Turkije is nog niet klaar voor een federaal systeem, zoals hier in Irak. Toch zou het goed zijn voor Turkije. Kijk maar hoe succesvol de Koerdische regio in het noorden van Irak is.”

Maar echt thuis lijkt hij hier ook niet. Hij heeft nauwelijks werk. Het Koerdische dialect dat de Koerden in dit deel van Irak spreken, verstaat hij na zeven jaar wel. Maar hij durft het niet te spreken. De strijdster voor wie hij in 1994 de kampen van de PKK verliet, verliet hem. Hij is nu hertrouwd.

Toen hij in 2004 als eerste leider de PKK definitief verliet en een splinterpartij wilde beginnen met een alternatieve agenda werd zijn mede-oprichter Hikmet Fidan vermoord. Osman Öcalan bleef leven, dankzij zijn achternaam. Daarna hield hij de politiek en de strijd voor gezien. „Ik ben trots op mijn verleden. Maar ik mis de bergen niet. Ik zal nooit meer teruggaan, ik zal alleen proberen de strijders in de bergen naar hier te halen. Ik leef een beter leven nu.”

First Published: NRC Handelsblad, 10 januari, 2013.